Guido de Bruin, verhalenverteller uit Amsterdam, won de Preekschrijfwedstrijd van Liberaal Christendom in de categorie niet-theologen. Hij schreef een overdenking naar aanleiding van Genesis 9: 25-27 (lees hier de winnende preek in de categorie theologen)
De jury zei over de preek: Deze preek biedt een uniek perspectief op Cham als held (Genesis 9: 24-25). De tekst laat de ongemakkelijkheid intact, en geeft als verdieping ook een joods perspectief. De actualiteit is aanwezig. De toehoorder krijgt huiswerk mee: dek de schaamte niet toe.
Eerherstel voor Cham en zijn nakomelingen. Daarvoor is het de hoogste tijd. Omdat dit verhaal over hen eeuwenlang is misbruikt om de minderwaardigheid van mensen van kleur ‘aan te tonen’ – een geschiedenis waarvoor de witte christenheid zich diep moet schamen. Én omdat Cham eigenlijk de held van dit verhaal is.
De eerste vraag die we aan dit verhaal moeten stellen: hoeveel waarde moeten we hechten aan een vervloeking die wordt uitgesproken door een man die net is ontwaakt uit zijn dronkemansroes? Het is veelzeggend dat over de 350 jaar die Noach na de vloed nog heeft geleefd, dit verhaal kennelijk als enige het vertellen waard was. Over een man die naakt en dronken in zijn tent ligt.
De Britse rabbijn Jonathan Sacks wijst erop dat de oude rabbijnen zich al afvroegen hoe het komt dat Noachs leven na het glorieuze nieuwe begin zo weinig verheffend verloopt. Hun antwoord: hij kon er niet mee leven dat hij alleen zichzelf en zijn gezin had gered en zijn mond niet had opengedaan om, zoals Abraham eeuwen later, bij God te pleiten voor zijn medemensen en andere medeschepselen.
Noachs verval, schrijft Sacks, “vertelt ons dat als je jezelf redt zonder iets te doen om de wereld te redden, je niet eens jezelf redt”. Daarom zoekt Noach in de roes van de dronkenschap een uitweg uit het schuldgevoel van de overlevende. En in die toestand ziet zijn zoon Cham hem liggen. Misschien komt het door de Bijbelvertellingen op de lagere school dat ik altijd heb gedacht dat Cham zijn broers op spottende toon inlicht over de naaktheid van hun vader. Maar dat staat er niet.
Misschien wilde Cham juist zijn zorg met zijn broers delen: “Kijk eens hoe pa er aan toe is. Wat moeten we met hem?” Of: “Hoe kunnen we hem helpen om echt een nieuw begin te maken, zich te bevrijden van de roes?” Zo’n vraag is aan zijn broers niet besteed. Zij durven hun vaders naaktheid niet onder ogen te zien. En keren het verleden dat zich daarin openbaart, letterlijk de rug toe. Om het toe te dekken.
De man wiens schaamte is onthuld, ontsteekt in woede. Zo reageren we vaak als we met onze schaamte worden geconfronteerd: met agressie naar de onthuller, om iets van onze waardigheid overeind te houden. Het is het lot van de klokkenluider.
Noach vervloekt niet Cham zelf, maar diens zoon Kanaän. Alsof Cham voor hem al niet meer bestaat. Of realiseert hij zich dat de vervloeking door een vader van zijn nakomelingen generaties lang doorwerkt? De man die een nieuw begin had moeten maken, richt een ravage aan tot in het derde en vierde geslacht. Met een beroep op de Eeuwige nog wel – als dat geen godslastering is?
En wat zien we: één van Chams nakomelingen is Nimrod de geweldenaar. Vervloeking baart geweld, doordat de vervloekte met alle geweld wil laten zien dat hij echt wel iets waard is, echt wel meetelt. Het geweld dat aanleiding was voor de zondvloed, is terug.
Natuurlijk kun je historisch aannemelijk maken dat dit verhaal is geschreven om te rechtvaardigen dat de toenmalige Israëlieten de Kanaänieten tot slaaf hadden gemaakt. Maar als dat het enige is dat erover te zeggen valt, moeten we dan niet concluderen dat het ten onrechte terechtgekomen is in het heilige boek van een volk van bevrijde slaven?
Zoals zo vaak in de Bijbel, zit er een tegenverhaal onder de oppervlakte. Dat laat zien hoe moeilijk het is om te leven met de eigen kwetsbaarheid, schaamte en schuld, en om die van een ander aan het licht te brengen, hoe liefdevol ook. Dat tegenverhaal brengt ons terug naar hoe het ooit bedoeld was: dat wij naakt zijn, en ons niet voor onszelf en elkaar hoeven te schamen, hoe peilloos onze schuld en schaamte ook lijken.
En nee, dit verhaal gaat niet over huidskleur. Maar mensen van kleur kunnen zich heel goed in Cham herkennen als ze de schaamte en schuld van de witte mens blootleggen die ontwaakt uit de roes van wit privilege, en diens agressie over zich heen krijgen. En moeten toezien hoe hun witte broeders en zusters, met hun rug naar de pijnlijke geschiedenis, de schaamte liever toedekken.
Moge het niet zo zijn.
Guido de Bruin