Theopoetica – Literaire voorstellingen van God

Rond theopoëtica is het volgens Joyce Rondaij interessant te verkennen of ook niet-religieuze dichters ons zinnige woorden over God kunnen aanreiken. En geldt dat ook niet voor de verhalen van een schrijver als Primo Levi, vraagt ze zich af in deze bijdrage.

Foto: (c) Ron Beenen
Joyce Rondaij promoveerde in 2020 op een theologische lezing van het werk van Primo Levi. In 2021 verscheen een Nederlandse vertaling en bewerking van dit proefschrift bij Uitgeverij Verbum: Primo Levi na God: Verhalen van een nieuwe Bijbel. Joyce werkt als subsidieadviseur aan de Protestantse Theologische Universiteit en doet onderzoek op het grensvlak van literatuur, theologie en filosofie.

In 1844 schreef Ralph Waldo Emerson het essay ‘De Dichter’ waarin hij zich een dag voorstelde waarop theologie en filosofie gedoceerd zouden worden door dichters. Een theologie die niet langer geïnspireerd was op metafysica, maar die gevoed werd door kunst. Marius van Hoogstraten stelt in zijn artikel dat religieuze taal meer met literatuur en poëzie te maken heeft dan we vaak denken. Het theopoëtisch spreken over God is, om met David Miller te spreken, als een gedicht dat steeds een nieuwe, verrassende regel krijgt. Van Hoogstraten omschrijft het zo: ‘elke creatieve religieuze uiting spoort weer volgende aan’. Ik vind het een interessante denkoefening om te stellen dat ook niet-religieuze dichters ons voor kunnen gaan in het zoeken naar nieuwe, zinnige woorden over God.

Religie als kunst en kunst als religie

Een van de hedendaagse filosofen die zich bezig houdt met theopoetica én zich laat inspireren door seculiere schrijvers, is Richard Kearney. Ook Van Hoogstraten bespreekt Kearney, en zijn focus op de relatie tussen goddelijke en menselijke schepping. Kearney schrijft in ‘God Making: An Essay in Theopoetic Imagination’:

Het is veelzeggend dat de Heer niets maakte op de zevende dag van de schepping, het daarbij aan de mensen latend om het af te maken. De onvoltooide sabbat is een lacune die vraagt om eeuwigdurende herschepping – in verbeelding en handeling. Het spel van wederzijdse herschepping tussen mens en god is wat we theopoetica noemen. (p. 32)

Theopoetica stelt dus voor dat schepping vraagt om voortgaande schepping. Kearney verbindt de noodzaak van een herschepping aan zijn idee van anatheïsme, dat gevormd is door het gedachtegoed van verschillende 20e-eeuwse joodse en christelijke denkers die hem helpen ontdekken wat voorgoed verloren is, en wat mogelijk wel gezegd kan worden over God. Hij beschrijft anatheïsme als ‘de terugkeer naar het heilige na de verdwijning van God’, ofwel ‘de ja na de nee die de eerste ja van de schepping herhaalt’ (in Anatheism, p. 101 & 36).

De term anatheïsme helpt Kearney ook om de complexe paradoxen en ambivalenties ten opzichte van God in de moderne literatuur te beschrijven. Hij ontdekt een transcendentie in het werk van James Joyce, Marcel Proust en Virginia Woolf, die zich toont in het immanente van alledag. Volgens Kearney laten deze auteurs zich niet weerhouden door de zogenaamde scheiding tussen heilig en profaan, het religieuze en seculiere, het transcendente en immanente. Hij vraagt zich vervolgens af of deze wederzijdse uitwisseling van het heilige en seculiere ‘een kwestie [is] van het sacramentaliseren van het seculiere of het seculariseren van het heilige’. Kearney stelt het volgende voor: ‘wat ik hier wil wagen is dat het anatheïstische paradigma het mogelijk maakt dat het allebei tegelijk is: religie als kunst en kunst als religie’(Anatheism, p. 102).’

De theopoëtische taal van een atheïstische schrijver

De mogelijkheid dat kunst religie kan zijn, en andersom, daagde mij uit om onderzoek te doen naar het werk van de seculiere Joodse chemicus, Auschwitz overlevende en auteur Primo Levi (1919-1987) en te vragen hoe zijn werk hedendaagse theologie kan inspireren. De theologische methodologie van de theopoetica bevestigde mij in deze benadering. Theopoetica wijst op de kracht van verhalen om ons waardevolle dingen te leren over de mens en God. In verhalen gaat het niet om logica, maar om een nieuwe voorstelling van de wereld, die, in alle creativiteit, het mysterie van het leven uitdrukt.

Primo Levi identificeerde zichzelf nadrukkelijk als atheïst, zijn ervaringen gedurende de Holocaust hadden daar alleen nog maar meer aan bijgedragen. Toch verwees hij veelvuldig naar Bijbelse motieven en gebruikte hij religieuze taal. God verschijnt als literair personage in zijn werk, na een rationele afwijzing van het bestaan van God. Wat betekent het dan om over God te spreken? In Primo Levi na God betoog ik dat Levi’s werk laat zien dat religieuze verhalen een grote zeggingskracht blijven houden om het verhaal van de mens te vertellen, ook buiten de kaders van religieuze teksten en praktijken. Literaire verhalen kunnen steeds weer een nieuwe verrassende regel aan het verhaal over de mens én God toevoegen.

Ook thematisch sluit Levi’s werk aan bij de theopoetica, in het verstaan van de mens als scheppend wezen. In de ervaring van Levi was alles in Auschwitz gericht op de degradatie van de gevangenen tot non-mannen en non-vrouwen, gereduceerd tot de modder van voor de schepping. In het laatste hoofdstuk van Levi’s getuigenis Is dit een mens komt dit proces tot een einde, wanneer brood gedeeld wordt en de gevangenen weer langzaam mensen worden. Levi zelf voelt zich dan als God op de eerste dag van de schepping omdat hij eindelijk iets nuttigs heeft gedaan en de chaos voor even wordt overwonnen. Dan toont zich in het werk van deze atheïstische schrijver het perspectief van de mens die als beeld van God scheppend kan bijdragen aan een betere wereld.

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: