De vraag wat wel en niet ‘natuurlijk’ is, speelt een grote rol in de theologie.
Bijvoorbeeld als het om gender en homoseksualiteit gaat (Nashville-verklaring), en in ‘groene theologie’.
Alle reden om aan prof. Heleen Zorgdrager te vragen het begrip ‘natuur’ nader te verkennen.
Heleen Zorgdrager is hoogleraar systematische theologie en genderstudies aan de Protestantse Theologische Universiteit in Amsterdam
‘Je wordt niet als vrouw geboren, je wordt vrouw gemaakt.’ Dit adagium van Simone de Beauvoir uit Le deuxième sexe (noot 1) heb ik omhelsd sinds ik ermee kennismaakte als jonge studente. Het was bevrijdend te vernemen dat er geen essentiële genderidentiteit bestaat maar dat gender sociaal geconstrueerd is. Het onderscheid tussen sekse en gender hielp om biologische gegevenheden als anatomische en fysieke verschillen zoveel mogelijk in hun betekenis te relativeren. Gender is iets wat we ‘doen’. Judith Butler gaf nog een queer radicaliserende draai aan het feministische sociaal-constructivisme. Niet alleen genderidentiteiten maar ook ons lichaam en seksuele verlangen worden vanuit de normatieve structuren van taal en politiek geconstrueerd. Ik werd een aanhanger van het sociaal-constructivisme. Een echte believer. De kentheoretische benadering gaf een lens om bestaande sekseverschillen en maatschappelijke ongelijkheid tussen mannen en vrouwen te analyseren en te deconstrueren.
Biologische basis
Maar de laatste tijd slaat de twijfel toe. Mijn geloof is niet meer zo rotsvast als het ooit was. Nieuwe inzichten knagen aan de fundamenten. Het begon tijdens mijn onderzoek naar spiritualiteit in levensverhalen van transgender personen. Veel van de mensen die ik heb gesproken hadden al op heel jonge leeftijd besef van een genderidentiteit die zich ondanks enorm krachtige sociale tegendruk doorzet. Zij zijn overtuigd van een genderidentiteit die in beginsel los staat van sociale invloeden. Er komt bovendien groeiend bewijs dat genderdysforie (de incongruentie tussen iemands fysieke kenmerken van gender en zijn/haar zelfidentiteit) een biologische basis heeft. Genetische en prenatale hormonale factoren spelen er een rol in (noot 2). Dit alles past niet binnen het denkkader van sociaal constructivisme.
Hetzelfde geldt voor onderzoeken die aantonen dat homoseksueel gedrag voor zo’n 30 tot 40 procent erfelijk is (noot 3) Er bestaat geen ‘homogen’, maar er zijn grote aantallen genen bij betrokken die allemaal een beetje eraan bijdragen. De DNA-varianten die het sterkst samenhangen met homoseksueel gedrag zitten in genen die te maken hebben met onder meer geslachtshormonen en reukvermogen. Homoseksuele gevoelens blijken, kortom, een stevige biologische basis te hebben. Dit tornt aan de butleriaanse theorie dat seksuele oriëntaties worden geconstrueerd door talige machtsdiscoursen. Ik hoor mijzelf de gevaarlijke vraag stellen: als dit deels een natuurlijke basis heeft, bestaat er dan ook zoiets als natuurlijk sekseverschil?
Een derde uitdaging vormt de wereldwijde opkomst van een politieke en religieuze ideologie rond traditionele (familie)waarden. Nadruk ligt hierin op de binair geschapen, biologische natuur van mannelijk en vrouwelijk die een unieke functie heeft met het oog op de voortplanting. Een recent rooms-katholiek document als Male and Female He Created Them (noot 4) tekent verzet aan tegen ‘gender-ideologie’ omdat deze ‘het verschil en de wederkerigheid in de natuur van een man en een vrouw ontkent en een samenleving voor zich ziet zonder seksuele verschillen, waarbij de antropologische basis van het gezin geëlimineerd wordt’. Het probleem ligt volgens het document in de ‘radicale scheiding van sekse en gender’. Zonder deze misogyne denkrichting ook maar het voordeel van de twijfel te gunnen, meen ik wel dat feministische en liberale theologen (dat valt regelmatig maar niet altijd samen) hier een tegenverhaal moeten bieden dat meer omvat dan ‘gender is resultaat van sociale constructie’. De persistente claim op biologie als fundament van traditionalistische seksepolitiek vraagt om een theologisch weerwoord dat helder maakt hoe dan wel betrouwbaar biologische inzichten geïncorporeerd kunnen worden in wat ik nu maar een feministisch bevrijdingstheologisch perspectief noem.
Dames voor Darwin
En toen was er het boek van de Belgische filosofe Griet Vandermassen, Dames voor Darwin. Over feminisme en evolutietheorie (noot 5) Het gaf mijn reeds omgewoelde beliefs de genadeslag.
Vandermassen pleit in haar boek voor een evolutionair geïnformeerd feminisme. (p. 14) Helder argumenterend zet ze uiteen dat veel verschillen in de psychologie en het gedrag van vrouwen en mannen hun oorsprong vinden in de evolutionaire geschiedenis van de menselijke soort. Ze noemt het ‘stilaan belachelijk te ontkennen dat biologische factoren een belangrijke rol spelen in ontstaan en expressie van genderverschillen’. (14) Ze hekelt met scherpe tong de ‘bio-aversie’ onder feministen. (115-149) Actief verzetten zij zich tegen een biologisch perspectief, terwijl ze geheel onwetend zijn van de voortschrijdende inzichten op dat terrein. Terecht hebben ze weerzin tegen deterministische redeneringen die de sociale rol van de vrouw afleidt uit haar ‘natuur’ (zoals het Vaticaanse document pleegt te doen evenals de Nashville verklaring). Maar volgens Vandermassen is het een misvatting te denken dat zodra je geëvolueerde sekseverschillen erkent dit tegelijk een rechtvaardiging van ongelijke behandeling van de seksen zou betekenen. Het idee van menselijke gelijkwaardigheid als morele positie kan goed of zelfs beter bestaan, en effectiever werken, samen met de biologische en evolutiepsychologische erkenning van een menselijke natuur die bepaalde sekseverschillen laat zien. (117) Ik voel me aangesproken. Ook ik hoor tot het gilde dat nauwelijks weet heeft van nieuwere biologische inzichten en voorbijgaat aan de belangrijke correctieve bijdragen die bijvoorbeeld vrouwelijke sociobiologen de laatste decennia aan het veld hebben gegeven.
Vandermassen gaat te rade bij de sociobiologie en evolutiepsychologie om antwoord te zoeken op vragen als: Waarom associëren alle culturen bepaalde eigenschappen eerder met de ene sekse dan met de andere? Waarom vertonen mannen en vrouwen een verschillende voorkeur voor bepaalde sociale rollen? Waarom hebben kinderen spontaan meer belangstelling voor het gedrag van hun seksegenoten? Waarom zijn mannen in alle samenlevingen en in elke periode verantwoordelijk voor zowat negentig procent van crimineel geweld?
De sociaal-constructivistische benadering faalt hier, omdat deze alles op omgevingsfactoren terug wil voeren. Omgevingsfactoren bepalen de expressie van genderverschillen mee. Maar socialisatie en de bekrachtiging van seksetypisch gedrag kunnen de verschillen niet verklaren. (138) ‘Het sociaalconstructivisme zou al lang naar het rariteitenkabinet van de humane wetenschappen moeten zijn verwezen’, meent Vandermassen. (223)
Menselijke natuur
Ik leer uit haar boek veel over hoe de menselijke natuur geëvolueerd is en hoe daarbinnen sekseverschillen in psyche en gedrag zich adaptief hebben ontwikkeld. Of het nu gaat om spierballenvertoon, alles doen om hogerop te komen, elkaar dissen of juist roddelen, female bonding of neiging tot piekeren, er liggen dynamieken van intraseksuele competitie en verschillen in initiële ouderlijke investering aan ten grondslag. Intraseksuele competitie gaat ervanuit dat mannen en vrouwen verschillende strategieën en gedragspatronen hebben ontwikkeld om de partner van het andere geslacht, die hen de grootste voordelen zal bieden, seksueel voor zich te winnen. (183) De theorie van de ouderlijke investering houdt in dat onder zoogdieren het bijna altijd de vrouwtjes zijn die de grootste ouderlijke investering doen in de zin van zwangerschap en zogen zodat de overlevingskansen van het jong toenemen. (100-102)
Het concept natuur hanteert Vandermassen vooral in de zin van ‘menselijke natuur’. Ze definieert het als ‘de genetisch overgeërfde psychologische architectuur die alle mensen delen als gevolg van evolutie door selectie’. (129) Mensen hebben een gedeelde menselijke natuur. Daarbinnen zijn sekseverschillen reëel, stelt ze, alle culturen laten dezelfde patronen zien. Het proces van evolutie door natuurlijke en seksuele selectie, dat onderzocht kan worden langs de weg van toetsing van hypothesen, kan het ontstaan ervan verklaren.
Sekseverschillen worden wel altijd door de sociale context bemiddeld, maar ze worden er niet door gecreëerd. Er worden geen kant-en-klare jongetjes en meisjes afgeleverd. Maar het is ook niet zo dat baby’s met tamelijk neutrale breinen ter wereld komen en dat ‘we de sekseverschillen zelf inbakken door opvoeding, onderwijs en cultuur’. (189) (noot 6) Sekseverschillen zijn intrinsiek vanuit de overgeërfde psychologische architectuur. Ze worden mee aangestuurd door verschillende prenatale blootstelling aan androgenen, vooral testosteron. (190) Ook waar culturen een derde of zelfs vierde gender erkennen, gaan ze toch altijd uit van twee grote categorieën: mannelijk en vrouwelijk. (149) Vandermassen spreekt niet van binair maar van bimodaal. Het derde of vierde gender is altijd een combinatie van de twee basisseksen of een overgangssekse. (171) De menselijke natuur is niet eindeloos flexibel.
Aangeboren, reële sekseverschillen? Het klinkt als vloeken in de feministische kerk. De filosofe weet heel goed welke heilige huisjes ze omverwerpt. Ze verwoordt zelf al de tegenwerpingen. Sociaal-constructivisten zullen inbrengen dat naarmate een samenleving meer gendergelijk wordt, de sekseverschillen zullen afnemen. Geenszins, aldus Vandermassen. Ze verwijst naar onderzoek dat de ‘gendergelijkheidsparadox’ in Scandinavië aan het licht brengt. Naarmate samenlevingen meer gendergelijk worden, groeit de seksekloof in studie- en beroepskeuzen. Vrouwen kiezen niet méér maar juist minder voor technische studies en beroepen. (219) Ook wordt vaak gesteld dat als mannen ook gaan zorgen, sekseverschillen ten gevolge van ongelijke ouderlijke investering zullen verdwijnen. Evolutiebiologen laten zien dat omgekeerde ouderrollen onder zoogdieren wel een nuancering van de theorie van ouderlijke investering brengen, maar geen ondermijning ervan. (111)
Feministen vrezen dat evolutionaire denkbeelden de bestaande genderstereotypen zullen versterken. Maar die vrees noemt Vandermassen ongegrond. De huidige evolutiepsychologie besteedt juist veel aandacht aan de variatie binnen elke sekse. Al blijken genderstereotypen ‘vrij accurate weerspiegelingen van gemiddelde mannelijke en vrouwelijke kenmerken’ (211), de gemiddelde man of vrouw bestaat natuurlijk niet. Er zijn hyperempathische mannen en meisjes die kicken op motoren en technologie. De uitdaging bestaat erin, concludeert Vandermassen, ‘om een maatschappijmodel te ontwikkelen dat resoluut achter de waarden van de verlichting en de liberale democratie staat, maar tegelijk rekening houdt met diepmenselijke neigingen en behoeften, de geëvolueerde genderverschillen en de variatie tussen mensen binnen de seksen’. (314)
Drie stellingen
Wat betekent dit alles voor de theologie? Kortheidshalve vat ik het samen in enkele stellingen, als aanzet tot discussie:
- Stelling 1: Feministische en vrijzinnige theologen hebben het teveel gehouden met de geest en daarbij de natuur verwaarloosd.
Toelichting: Uitspraken over de menselijke natuur en de betekenis van sekseverschil worden in feministische/vrijzinnige theologie meestal gedaan in het licht van de eschatologie. Het apofatische van genderidentiteit overheerst: wij weten nog niet wie wij zullen zijn. De veelvoudigheid wordt benadrukt, duizend bloemen mogen bloeien. Maar het gaat volledig voorbij aan het evolutionaire perspectief dat Vandermassen meegeeft. Is dit ‘supranatuurlijke’ nog steeds erfenis van de negentiende-eeuwse scheiding tussen natuur- en geesteswetenschappen? Hoe kunnen we zonder in scheppingsordeningen te vervallen recht doen aan zowel geëvolueerde (en evoluerende!) menselijke natuur als de nieuwe werkelijkheid in Christus?
- Stelling 2: Juist in een tijd van aandacht voor Groene Theologie moet er ook meer aandacht komen voor de biologische dimensie van sekseverschil.
Toelichting: Met Groene Theologie doen biologie en andere natuurwetenschappen hun (hernieuwde) intrede in het theologisch debat, reden temeer om deze ook serieus te nemen in gendertheorie. Ecotheologie benadrukt dat menselijke natuur en de niet-menselijke materiele werkelijkheid intrinsiek met elkaar verbonden zijn. God en mens kunnen niet buiten het ecosociale systeem van alle leven gevonden worden (noot 7). Hoe werkt dit inzicht door waar het gaat om een nieuw verstaan van biologische sekseverschillen?
- Stelling 3: Met het integreren van een evolutionaire visie op sekseverschil in theologische antropologie is feministische/liberale theologie op de goede weg om een krachtig en noodzakelijk tegenverhaal te ontwikkelen tegen het fundamentalistisch-christelijke discours van ‘traditionele waarden’.
Toelichting: Het discours van traditionele waarden baseert zich op vormen van natuurwetsdenken. Theologische antropologie die gaat werken met up to date, altijd complexe en naar de aard der zaak onafgesloten visies op geëvolueerde sekseverschillen zal eerder de onhoudbaarheid van natuurwetsdenken bevestigen dan dat ze deze een basis verschaft.
Noten:
[1] Simone de Beauvoir, Le Deuxième Sexe, tomes I et II, Paris: Gallimard, 1949.
[2] A. Saraswat, J.D. Weinand, J.D. Safer, “Evidence supporting the biologic nature of gender identity”. Endocrine practice : official journal of the American College of Endocrinology and the American Association of Clinical Endocrinologists, 2015 (2):199-204; Sarah Melanie Burke, Coming of Age: Gender Identity, Sex Hormones & the Developing Brain, dissertatie Vrije Universiteit Amsterdam, 2014.
[3] “Het ‘homogen’ bestaat niet, maar homoseksualiteit is wel erfelijk”, de Volkskrant, 30 augustus 2019. https://www.volkskrant.nl/wetenschap/het-homogen-bestaat-niet-maar-homoseksualiteit-is-wel-erfelijk~b7647427/
[4] Congregation on Catholic Education, Male and Female He Created Them’: Towards a Path of Dialogue on the Question of Gender Theory in Education, Vatican City 2019. https://zenit.org/articles/new-vatican-document-provides-schools-with-guidance-on-gender-issues/
[5] Griet Vandermassen, Dames voor Darwin. Over feminisme en evolutietheorie, Amsterdam/Antwerpen: Houtekiet, 2019.
[6] Vandermassen citeert hier Asha ten Broeke, Het idee M/V. Ontmaskering van een hardnekkig denkbeeld. Amsterdam: Maven Publishing, 2010, 98.
[7] Trees van Montfoort, Groene theologie, Middelburg: Skandalon, 2019, p. 224 (over Catherine Keller en haar verwerking van chaostheorie).