Preek van Adriaan Duiveman

Juryrapport

Deze preek over de bloed-tekst (Mat. 27: 25) bevat verrassende elementen uit de literatuur, Shakespeare bijvoorbeeld, en uit cultuur. De preek houdt het publiek alert, door te spelen met begrippen als vlekken, schoonmaken, schuldgevoel. Aan het eind krijgt het publiek de boodschap mee om niet weg te kijken van vlekken uit het verleden die nog aan ons kleven.

Adriaan Duiveman uit Nijmegen is promovendus geschiedenis/neerlandistiek aan de Radboud Universiteit.

___

Bloed blijft kleven

Ze blijft wassen. Ze blijft boenen. Ze blijft maar poetsen. En dat terwijl de dolk niet eens in haar handen had gelegen. Het was haar man geweest die het lemmet tussen de ribben van koning Duncan stak. Shakespeare’s tragedie Macbeth draait om een Schotse generaal en zijn vrouw, Lady Macbeth. Ze zijn ambitieus, machtsbelust en ze doen een moord voor hun einddoel: de troon. Of eigenlijk: ze doen véle moorden voor die troon. Tijdens haar tocht naar de top ontwikkelt Lady Macbeth smetvrees. Niemand anders ziet het, maar volgens de koningin kleeft het bloed van haar slachtoffers aan haar handen. Ze ruikt het zelfs, die ijzeren geur van de dood.

Bloed is vies. Bij films met rooddoorlopen spetterscènes kijk ik altijd weg. Dat zal voor veel mensen in deze kerk gelden. Jullie zullen eenzelfde walging hebben gevoeld bij de tekst uit Mattheüs die we net lazen. De Statenvertaling uit 1637 verwoordt het sleutelmoment nog minder prettig: ‘En al het volk (…) zeide: “Zijn bloed kome over ons, en over onze kinderen.”’ Hier accepteert de woedende menigte een bloedschuld. En niet eens alleen voor henzelf, nee, ook hun kinderen worden ermee besmeurt.

De tekst zelf is niet alleen bloederig, de interpretatie ervan was dat des te meer. Priesters en dominees preekten eeuwenlang dat het Joodse volk hier om zijn eigen ondergang vroeg. Op de kansels werd verkondigd dat Joden de moordenaren van de Messias waren. En daar zouden ze – generatie op generatie – voor gestraft worden. Christenen hielpen maar wat graag bij die straf. Verjaging, pogroms en zelfs de Shoah werden op grond van Mattheüs 27 gerechtvaardigd. En dat terwijl de vermoedelijk Joodse evangelist Mattheüs destijds juist schreef voor Joodse Christenen.

Volgens theologe Catherine Sider Hamilton moeten we de bloedschuld in Mattheüs ook in die Israëlische context lezen. Ze ziet het idee van ‘onschuldig bloed’ in legenden en rabbijnse teksten. Men geloofde dat de plekken waar goedaardige mensen waren vermoord zich tegen de bewoners keerden. Deze plaatsen waren besmet. Onschuldig bloed bevuilde de grond en die bodem keerde zich tegen de misdadigers en hún eigen bloed: hun nageslacht.

Sider Hamiltons lezing is overtuigend. Maar naast die specifieke, Joodse context kan je het juist ook heel universeel lezen. Hiervoor moeten we terug naar Lady Macbeth.

Psychologen hebben in allerlei experimenten gezien dat mensen zich letterlijk vies voelen wanneer ze iets slechts hebben gedaan. Zo grijpen proefpersonen die schietspellen spelen naar schoonmaakdoekjes en zeep: ze willen het digitale geweld van zich afspoelen. Onderzoekers noemen dit het Lady Macbeth-effect.

Zoals met zoveel psychologisch onderzoek is er discussie over de data en de interpretatie daarvan. Toch is het interessant dat we goed doen aan hygiëne koppelen, en zondigen aan viezigheid. Als we het over een van de grootste zonden hebben – moord – dan hebben we het over het vieze ‘bloed dat aan iemands handen kleeft’.

Op eenzelfde manier denken we ook over historische misdaden gepleegd door staten. Die kleven ook aan ons. Op 30 januari en 4 mei herdenken we de Shoah. Dan staan we er bij stil dat ook Nederlandse bedrijven, Nederlandse instanties en Nederlandse burgers schuldig waren aan de dood van miljoenen mensen. We kunnen dat bloed niet zomaar wegpoetsen, zoals Pilatus die zijn handen in onschuld waste toen hij Jezus ter dood veroordeelde. En dat wegpoetsen moeten we ook niet willen.

Als de psychologen gelijk hebben, dan zijn er namelijk twee manieren om met schuldgevoel om te gaan: wegpoetsen, of er goede daden tegenover zetten. Dat eerste is geen optie. Geen enkel schoonmaakmiddel gaat het bloed van de Jodenvervolging wegspoelen. Wat we wel kunnen is het tweede: goed doen. En dat goede, dat doen we door te herdenken, te leren en de zonden niet te herhalen.

De Joodse christenen voor wie Mattheüs schreef moesten dealen met de dood van één Joodse man. Wij moeten dealen met de dood van zes miljoen Joodse mannen, vrouwen en kinderen. Er kleeft bloed aan Nederlandse instituties. We ruiken de ijzeren geur in de bladzijden van geschiedenisboeken.

De christelijke leer stelt dat het bloed van de Messias zonden wegwast: die van de Joodse menigte, en ook die van ons. Maar dat heilige bloed is geen Cillit Bang die we bij de Blokker uit het schap kunnen pakken. Het is kleverig spul. Misschien is dat wel wat Mattheüs wilde zeggen: de enige manier om schoon te worden, is door de vlekken te zien.

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: