Misschien is er iets van troost

De manager moet met een collega een hotelkamer delen. Een dubbele boeking, vele excuses. Het was maar voor één nacht. Daar was hij niet op voorbereid. Hoe moest het nu? Zijn vrouw had het goed bedoeld; zij had beertje Spot ingepakt voor hem, om niet zo alleen te zijn. Hij zuchtte en plaatste beertje Spot na enige aarzeling op het bed, beducht om wat de collega er wel niet van zou denken. Toen de collega echter uit de badkamer kwam en de beer zag zitten sprak hij de onvergetelijke woorden: “Ach ja, dan kan ik mijn konijn ook wel uit de tas halen”.

Alke Liebich 078 (foto Cecile Duindam)
Alke Liebich is predikant van de Johanneskerk in Amersfoort. Daarnaast is zij voorzitter van de Vereniging van Vrijzinnige Protestanten (VVP).

Feit of fictie?
Ik heb geen reden aan mijn bron te twijfelen (dank aan J.S. en zijn berencollectie). Maar ook in de categorie ‘niet echt gebeurd maar wel waar’ maakt het verhaal zin. Dit voorbeeld geeft goed het eigentijds ongemak weer in het omgaan met troost: enerzijds is er behoefte aan troost, anderzijds weten we ons geen raad met die behoefte. De behoefte aan troost past namelijk niet bij het autonome zelfbeeld dat we aan de buitenwereld willen laten zien. Dus is het nog niet zo makkelijk om troost aan te bieden of te ontvangen. Het gebaar van de beer is lief bedoeld maar levert ook weer ongemak op. Welke troost heeft de moderne mens eigenlijk nodig, en welke troost zal deze mens toelaten? Wat heeft de liberale theologie te bieden, en wat houdt ze op afstand?

Troost is een functie van geloof

Vinden we troost eigenlijk nog een belangrijke functie van geloof, en wat is troost dan? In de loop der eeuwen zijn we daar heel verschillende dingen onder gaan verstaan. De Heidelberger Catechismus begint met de vraag: Wat is uw enige troost in leven en in sterven? Het gegeven antwoord staat hier niet ter discussie, maar wel de vraag. De 16e eeuwer was op zoek naar troost, zo veel is zeker. Maar de 21ste eeuwer ervaart eerder ongemak.

De 21e eeuwer is mondig, en heeft haar leven zelf in de hand. Of denkt dat in ieder geval; het leven lijkt van begin tot het einde maakbaar. Uiteindelijk blijft controle over het leven een illusie. Het najagen van controle geldt zeker voor het volwassen leven waarin wij onszelf als ons eigen project coachen en managen. We zijn ons eigen product. Niet zo verwonderlijk dus dat het oncontroleerbare van het leven ons angst inboezemt. Teleurstellingen brengen onzekerheid, en zeker het levenseinde is omgeven van angst voor controleverlies en voor een troosteloos bestaan. De huidige haast vanzelfsprekende controleerbaarheid van het leven dat zich ten diepste aan controle onttrekt, vraagt om onzekerheidsmanagement. De behoefte aan troost is er dus zeker maar ziet er anders uit dan die van de 16e eeuwer, die zich in bijna alles afhankelijk weet.

De kerk door de eeuwen heen heeft de 16e eeuwse behoefte aan troost wel erg normatief gemaakt. Sterker nog, zij heeft zich steeds weer gericht op het antwoord, dat in vele variaties is geherformuleerd. Liberale theologie wil niet zonder meer een nieuw antwoord geven. Eerst zijn de dilemma’s en onzekerheden van de mondige mens aan de orde, inclusief het ongemak van de troostbehoefte. Wanneer de behoefte aan troost verandert, verandert ook de relatie tussen troost en geloof. Daarmee ligt ook de vanzelfsprekende vooronderstelling dat geloof toch troost moet bieden op de snijtafel.

Tegengeluiden

De critici van God en geloof herkennen de valkuil van de goedkope troost feilloos en spreken van het ‘Eia-popeia vom Himmel’ (‘het goedkope wiegenlied van de hemel’ (Heinrich Heine, 1797-1856,  in Deutschland, ein Wintermärchen) waarmee de mensen onmondig zijn gehouden. Peter Rollins verwijt de kerk het gedrag van een drugsdealer: zij biedt kortstondige troost en je zult iedere keer terug moeten komen voor een nieuwe shot (Bijv. in Verslaafd aan God, 2017). Nogal wat bekende troostteksten bestendigen inderdaad een afhankelijkheidsrelatie. Te denken valt aan ‘Wat de toekomst brengen moge’, misschien een dierbaar lied voor velen. Maar ‘…wil mij als een kind behand’len dat alleen de weg niet vindt’ (lied 913 Nieuw Liedboek, woorden van Jacqueline van der Waals) werkt niet als troost voor mondige mensen.

Is troost wel een belangrijke functie van geloof? Hier zijn eerder vragen bij gesteld. In zijn brieven uit de gevangenis van juli 1944 schrijft Dietrich Bonhoeffer:

Kunnen jullie niet een uur met mij waken?, vraagt Jezus in Gethsemané. Dat is de omkering van alles, wat de religieuze mens van God verwacht. De mens wordt opgeroepen het lijden van God aan de goddeloze wereld mee te lijden. Hij moet dus werkelijk in de goddeloze wereld leven en mag niet proberen, haar goddeloosheid op de een of andere manier religieus in te kleden of weg te verklaren ….

Bonhoeffer stelt vraagtekens bij wat de religieuze mens gewoonlijk van God verwacht. Is het wel terecht dat wij troost verwachten? Of schuilt de troost juist in de erkenning van het lijden van God in en aan de wereld?

De brief gaat verder:

… De mondige wereld is god-lozer en juist daarom misschien god-nabijer dan de onmondige wereld.

De moderne mens is op zichzelf is aangewezen en is regelmatig geconfronteerd met  ontoereikendheid en kwetsbaarheid. Dit te erkennen, tot en met de erkenning dat ontroostbaarheid bestaat, en iets van deze situatie te herkennen in de verlatenheid van een door God verlaten God, kan een troostrijke weg zijn.

In liberale theologie is God gever van mogelijkheid.Hoopvolle mogelijkheid, wat meer is dan ‘dat er misschien iets is’. Juist omdat de toekomst onzeker is kan er hoopvol vertrouwen zijn. Hoop moet dan niet worden misverstaan als hoop op de goede afloop zonder meer. Hoop geeft richting aan de betekenis van het mogelijke goede, dat per situatie verschillend zal uitzien.

Jezelf toevertrouwen aan deze mogelijkheid vraagt moed en oprechtheid, omdat mondigheid en controleverlies worden erkend. Liberale theologie biedt dus geen zekerheid, en overgave aan een hoopvolle mogelijkheid zal anders uitzien dan overgave aan een rotsvaste zekerheid. Overgave in het volle besef van het onzekere vraagt om dapper geloof.

Je moet wel heel sterk zijn om zo te geloven, zo klinkt het wel eens wanneer gelovigen Bonhoeffer lezen
Is liberale theologie dan alleen maar iets voor moedige mensen? Dan is de vraag wat moed is. Erkenning van je angst en troostbehoefte kan moedig zijn. De manager met beertje Spot, van het begin, voelde zich misschien helemaal niet moedig. Maar hij was het wel.

Wat troost …

Deze aanzet verkent de vraag naar troost en vraagt zich af of theologie wel antwoorden kan en moet geven. Uiteindelijk is er zoveel meer wat troost: naast kerk horen kunst, kitsch en kippensoep – alle zintuigen doen mee. En troost is relationeel, op zoek gaan naar troost gebeurt altijd in relatie. Relatie met het verleden, met mensen in het nu, met traditie en geloof. De opgeworpen vragen wachten op een vervolg: Hoe zit het met de troostbehoefte van de moderne mens die zich ‘in controle’ waant? Kan zij troost toelaten? En wat is dan troost, en wat is de goedkope variant?

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: